Longembolie
Er wordt van een longembolie gesproken als er een bloedpropje in een bloedvat in de longen zit. Dit zorgt ervoor dat het bloed niet goed meer door de longen stroomt. Dit zorgt voor minder zuurstof in uw bloed. De organen die achter de embolie aan de bloedbaan liggen, krijgen daardoor geen zuurstof. Als dit te lang duurt, sterft dit deel af wat levensgevaarlijk is.
In de meeste gevallen wordt een longembolie veroorzaakt door een trombosebeen. U hoeft zich er niet van bewust te zijn dat u die had. Bij een trombosebeen zit er een bloedprop in een bloedvat in uw been. Deze prop kan loslaten waardoor het uiteindelijk via uw hart in uw longen komt. Hier kan het weer vast gaan zitten.
Er zijn een aantal factoren die de kans op een bloedprop in uw bloedvaten verhogen:
- U heeft uw been in het gips of u bent bedlegerig. Hierdoor stroomt het bloed langzamer door uw aderen.
- U heeft een hoge bloeddruk.
- U rookt veel.
- U slikt bepaalde medicijnen die invloed hebben op de stoffen in uw bloed. Zoals de pil.
- U bent zwanger.
- U heeft overgewicht.
- U heeft een ernstige ziekte, zoals kanker.
- U bent recent geopereerd.
- U slikt hormonen tegen de overgang.
- U bent bekend met een trombosebeen of een longembolie.
Verder hebben vrouwen en ouderen een grotere kans op een longembolie.
Bij een longembolie kunt u last hebben van:
- Uw ademhaling die sneller of moeizamer gaat.
- Pijn tijdens het ademen.
- Benauwdheid.
- Een versnelde hartslag of hartkloppingen.
- Het ophoesten van slijm of bloed.
- Een trombosebeen. De meeste mensen met een longembolie hebben hier last van.
- Angstgevoelens. Een longembolie is zeer aangrijpend en kan het vermoeden wekken dat u iets aan uw hart heeft.
Niet iedereen die een longembolie heeft, ervaart klachten.
Bij een longembolie kunt u zelf niets doen. U moet daaraan geholpen worden in het ziekenhuis. Het is vooral belangrijk dat u zelf zo rustig mogelijk blijft en dat u anderen in uw buurt heeft die u daarbij ondersteunen.
Er zijn er een aantal adviezen die helpen bij het voorkomen van trombose en dus ook het voorkomen van een longembolie. Deze adviezen kunt u vinden bij onze informatie over trombose.
Vermoedt u dat u een longembolie heeft? Neem dan direct contact op met uw huisarts of bel 112 als het ernstig is. De huisarts of arts zal u een aantal vragen stellen om het vermoeden te bevestigen. Zo kan de arts u bijvoorbeeld vragen of u:
- Een rood, pijnlijk en dik been heeft. Dit kan wijzen op een trombosebeen.
- Bloed of slijm ophoest.
- Pijn bij het ademen of op uw borst heeft.
- Recent geopereerd bent.
- Een ernstige ziekte heeft, zoals kanker.
- Eerder een trombosebeen of een longembolie heeft gehad.
Bij een hoge kans op een longembolie zal deze u doorsturen naar het ziekenhuis. Daar krijgt u bloedverdunners toegediend in pil- of prikvorm. De behandelend arts zal u vervolgens adviseren over de gebruiksduur van de verdunners.
De meeste mensen kunnen, na het ziekenhuisbezoek, weer naar huis en krijgen de bloedverdunners mee. Bij een ernstige longembolie moet u een aantal dagen in het ziekenhuis blijven en/of eraan geopereerd worden.
Het duurt gemiddeld 3 tot 12 maanden tot u weer volledig hersteld bent. Soms moet u voor een langere tijd bloedverdunners slikken. Dit is vooral nodig als u een verhoogde kans heeft op het opnieuw krijgen van een longembolie.